Voorbeelden van het gebruik van Bezopen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Mr. Marschz, deze gasten zijn bezopen.
Het was nog niet eens middag, en we waren allemaal al bezopen.
De meeste dokters die ik ken, zijn om 5 uur al half bezopen.
Was je bezopen?
Ik ben hartstikke bezopen.
M'n ma is altijd bezopen.
Ze was bezopen.
Jij was bezopen.
Ik ben nogal bezopen, ik snap er geen snars van.
Als je bezopen bent, dan lieg je niet.
Bezopen… op een boot.
Iedereen was bezopen, dus we kwamen op appèl in ons ondergoed.
Ben ik zo bezopen?
Pas op je bezopen hoofd.
Wat is bezopen?
Ik dacht dat we bezopen gingen worden.
De band is bezopen, bezopen, bezopen.
Dat iemand zo bezopen kan zijn.
Zodat ze in een rothuis kunnen wonen met hun bezopen vader?
Dat is bezopen.