Voorbeelden van het gebruik van Boer in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Wil jij die boer?
Een scheet is even goed als een boer, David, soms nog beter.
Boer, dit is onze tijd niet.
De boer en de duivel.
Heb jij de aas en de boer, teef?
Een scheet, een boer of poepen.
De boer zei:"Dat is nu onze zoon.".
Nee, jij weet niets! Boer!
De baas van deze boer is de ridder.
Vier klaveren voor Joe Hollywood, boer voor de autowaskoning.
Dat is geen wijn, onwetende boer.
Hetzelfde als ik jou een domme boer noem ofzo.
Wij zijn de zoons van een eerlijke boer.
Domme boer.
Wat zijn landgenoten een boer noemen.
Ik ruk je hart eruit, boer.
Hij zei:" Hier met die kleren", boer.
koning of boer bang is van de Duivel.
Kom op, Emily doet 't echt niet met die boer.