Voorbeelden van het gebruik van Hij is blind in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Hij is blind en doof.
Hij is blind.
Hij is blind en kan niet lopen,
Hij is blind.
Hmm, mijn geluksdag. Hij is blind, jij bent doof.
Hij is blind aan het rechteroog.
Hij is blind.
Hij is blind, hij ziet niks.
Hij is blind van woede, dus kwetsbaar.
Hij is blind.
Hij is blind als gevolg van een ongeluk in zijn jeugd.
Jezus zei:"Hij is blind".
En dus zei ik:"Zeker, hij is blind.".
Hij is blind maar niet doof, dus geef 'm een applaus.
Daniel is een heel sociale kerel, en hij is blind en quadriplegisch, wat het moeilijk maakt om de apparaten te gebruiken die wij voor lief nemen.
Hij is blind, dus het is geen verrassing, dat hij zo zijn brood verdient.
Alleen kan hij het niet zien. Hij is blind.
Hij is blind, of hij liegt, want zij is zeker al een week goed ziek.
Hij is blind, maar hij is één van de Moroi meest ingenieuze luchtgebruikers.