Voorbeelden van het gebruik van Te wonen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik ga nog liever dood, dan hier te wonen.
Ze blijkt in Cobble Hill te wonen.
Zij hoeven niet in dezelfde plaats te wonen;
Hoe is het om op een kazerne te wonen?
Maar als een ja om samen te wonen.
Howard… heb je er ooit over nagedacht om samen te wonen?
Maar het was zo goed voor me om dicht bij Junior te wonen.
Er blijken drie miljoen klootzakken te wonen in deze omgeving.
Je vraagt mij om hier te wonen?
Er hoort hier niemand te wonen.
Dat vind ik ook. Ik ben er niet klaar voor om samen te wonen.
Hoe kunnen wij ons veroorloven hier te wonen?
Ik vind het wel leuk om in hetzelfde gebouw te wonen, het heeft iets gezelligs.
Er schijnt 'n roedel in een bos te wonen.
Probeer maar eens op de eerste verdieping te wonen.
Ana en Yves waren de gastheren te wonen.
Je lijkt hier ook te wonen.
Ik heb altijd gedroomd om daar te wonen.
Ik zou sterven in Italië te wonen.
Ik zou er alles voor doen om in dit huis te wonen, ondanks 't verleden.