MITTEN - vertaling in Nederlands

• midden
• hart
• holst
• bezig
• centrum
• hartje
• dwars
• omgeven
• ondergedompeld
• centra

Voorbeelden van het gebruik van Mitten in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Er flog sogar mitten in den Hurricane Charley.
Hij vloog zelfs dwars door Orkaan Charlie, van de 4e categorie.

Mitten im Winter.
Hartje winter.

Ich war mitten im Satz.
Ik ben midden in 'n zin.

Ich war mitten in einer inspirierenden Heldenansprache.
Ik was bezig met een inspirerende toespraak.

Wir werden sie mitten in der Nacht vernichten.
We vernietigen hen in het holst van de nacht.

Das Hotel Francis befindet sich mitten in der Altstadt von Bath.
Het Francis Hotel ligt in het hart van de historische stad Bath.

Eine Oase mitten im Grün der Berge….
Een oase ondergedompeld in het groen van de bergen….

Antikes Herrenhaus, mitten im Gruenen in der Provinz von Messina gelegen.
Oud herenhuis omgeven door groen, in de provincie Messina.

Parkplatz mitten im Ort an der Dorfstraße(Ortsdurchfahrt)
Parkeren in het centrum van de stad aan de dorpsweg(cross-stad),

Dann kriegst du eine Kugel mitten in deine edlen Absichten.
Dan schiet ik je dwars door je nobele bedoelingen.

Emily wurde mitten im Winter ermordet.
Emily is hartje winter vermoord.

Du stehst mitten auf der Straße, wie ein Idiot!
Je staat midden op de weg als een idioot!

Ich war in Colorado, mitten in einem Buchstabierwettbewerb.
Ik was in Colorado bezig met een spelling wedstrijd.

Sie haben ihre Shows nur mitten in der Nacht aufgeführt.
Ze traden alleen op in het holst van de nacht.

Dieser kleine Park liegt mitten in der vielseitigen Provinz Drenthe.
Dit kleinschalig opgezette park ligt in het hart van de veelzijdige provincie Drenthe.

Hotel mitten in der Natur südlich von De Koog.
Hotel omgeven door natuur aan de zuidelijke rand van De Koog.

Mitten durchs Fenster.
Dwars door de ruit.

Die Morde sind nicht mitten im Fillmore passiert, eher am Rand.
Hun moorden lijken niet in 't centrum te zijn, maar aan de rand.

Mitten im kalten Winter… Du bist verflucht,
In guur hartje winter… Jij bent vervloekt,

Ich war… Ich äh… Ich… ich war… mitten im Unterricht.
Ik… midden in de les. Ik was… Ik.