TRAUEN - vertaling in Nederlands

• vertrouwen
• geloven
• durven
• vertrouw
• vertrouwd
• vertrouwt
• geloof

Voorbeelden van het gebruik van Trauen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Ich kann der Antwort nicht trauen.
Ik kan je toch nooit geloven.

Trauen Sie Ihren Augen nicht.
Geloof niet wat je ziet.

Trauen Sie Gomalk?
Vertrouwt u Gomalk?

Wieso? Trauen Sie mir nicht?
Hoezo, vertrouw je me niet?

Trauen Sie ihm nicht, oder fürchten Sie, noch ein Pony zu verlieren?
Omdat je hem niet vertrouwd… of omdat je bang bent om nog iemand te verliezen?

Sagen Sie Ihnen, sie sollen Ihnen trauen und.
Zeg maar dat ze je moeten vertrouwen.

Sie werden Ihren Augen nicht trauen.
Je gaat je ogen niet geloven.

generäle sich nicht hin trauen.
generaals niet durven komen.

Da kannst du mir trauen.
Geloof me nou.

Trauen Sie ihm etwa?
Vertrouwt u hem?

Sie trauen mir nicht, richtig? Nein?
Nee, ik vertrouw je niet.- Juist?

Sie trauen mir nicht.
Je vertrouwd me niet.

Sie werden Ihren Augen nicht trauen.
U gaat dit niet geloven.

Ich habe es Ezra geschworen, dass er mir trauen kann.
Ik zwoer Ezra dat hij me kon vertrouwen.

Würde ich mich nie trauen.
Dat zou ik niet durven.

Warum wollen Sie Ihren eigenen Augen nicht trauen?
Waarom geloof je, je eigen ogen niet?

Trauen Sie der Regierung?
Vertrouwt u de overheid?

Warum trauen Sie den beiden nicht?
Waarom vertrouw je ze niet?

Verstehe. Reagan kann man nicht trauen, also traut man niemandem.
Ik snap het. Reagan kan niet vertrouwd worden, en nu kan je iemand vertrouwen..

Ich würde nichts trauen, was sie zu sagen hat.
Ik zou haar niet op haar woord geloven.