Voorbeelden van het gebruik van Geloof in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Geloof ik.- Op de oprit.
Geloof me, ik ben niet van plan om haar te doden.
Geloof je echt dat je tevreden bent?
Geloof het. Dit is aan het gebeuren.
Geloof verbindt je.
Mijn geloof is wetenschap.
Maar ik geloof niet dat God dobbelt met het universum.
Geloof mij. Ik heb zijn kentekenplaat.
Ja, geloof ik wel.
Geloof me. Ik zal ze vinden.
Geloof je echt dat je het land van de goden hebt gevonden?
Geloof me, ik ben een verdiener.
Geloof me, ik probeerde.
Geloof brengt ons naar de Gezegende plek.
Ik wil niks meer met jullie geloof te maken hebben.
En het is geloof ik erg belangrijk voor je, nietwaar?
Geloof me. Mijn advocaat, een vriendin, is dood.
Ik geloof je nu wel.
Ik geloof in ze.
Geloof je wat ze zeggen?