Voorbeelden van het gebruik van Trou in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Elle est au trou.
Ze zit in het hol.Il appelait ça le trou.
Et je paie bien trop cher pour ce trou!
J'ai pas vu le trou.
Le trou est rempli de polyester.
Si se défiler signifie ne pas bouffer des rats au trou.
Als laf zijn betekent dat ik geen ratten wil eten in het hol.T'es à dix minutes de passer le restant de tes jours au trou.
Nog tien seconden en je zit de rest van je leven in de isoleercel.Il vivait dans un trou.
Hij woonde in een krot.Dans le trou.
In de kuil.Personne n'ira au trou.
Niemand gaat naar het hol.Celui avec le trou ou celui avec le sang et le trou?
Dat met het kogelgat, of dat met het bloed en het kogelgat?on va direct au Trou.
vliegen we beiden meteen in de isoleercel.On n'a rien à faire dans ce trou.
We horen niet in dit krot.Le filtre de ta cigarette était dans ce trou. Comment est-il arrivé là?
Hoe is je peuk in die kuil beland?Tu vas faire quoi, déclencher une bagarre? Pour finir au trou?
Wou je gaan knokken en in het hol belanden?Emmenez cette femme fraichement malade au trou.
Breng deze eenzame, zieke vrouw naar de isoleercel.Et toi aussi avec un trou dans l'épaule.
Jij ook niet, met een kogelgat in je borst.Le proprio de ce trou.
De eigenaar van dit krot.j'irai au trou.
ga ik rechtstreeks naar de isoleercel.Du poisson frais, tout droit sorti du trou.
Vers uit het hol.
