VOUS N'AURIEZ PAS - vertaling in Nederlands

• je had niet
• heb je toevallig
• je had nooit
• je hebt niet
• heb je niet
• hoef je niet
• je zou niet

Voorbeelden van het gebruik van Vous n'auriez pas in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Vous n'auriez pas dû venir.
Je had niet moeten komen.

Vous n'auriez pas vu mon soi-disant mari?
Je hebt niet toevallig mijn zogenaamde man gezien?

Vous n'auriez pas dû parler.
Je had niet moeten praten.

Vous n'auriez pas vu cinq ou 20 Gronks sauvages passer par ici?
Je hebt niet toevallig vijf of 20 wilde Gronkels voorbij zien komen?

Vous n'auriez pas dû revenir.
Je had niet terug hoeven komen.

Vous n'auriez pas dû venir ici.
Je had niet moeten komen.

Vous n'auriez pas du venir.
Je had niet moeten komen.

Vous n'auriez pas dû venir pour moi.
Je had niet naar mij toe moeten komen.

Vous n'auriez pas dû venir.
Je had niet moeten komen hier.

Vous n'auriez pas pu faire mieux que ça.
Dat had je niet beter kunnen plannen.

Vous n'auriez pas dû, docteur.
Dat had je niet moeten doen, dokter.

Vous n'auriez pas dû.
Dat had je niet moeten doen.

Vous n'auriez pas dû faire ça, Ann.
Dat had je niet moeten doen, Anna.

Non, vous n'auriez pas dû.
Nee, dat had je niet moeten doen.

PUB Vous n'auriez pas dû faire ça.
Dat had je niet moeten doen.

Vous n'auriez pas pu appeler pendant les heures de travail?
Had je niet tijdens kantooruren langs kunnen komen?

Vous n'auriez pas dû faire ça, Stengel.
Dat had je niet moeten doen, Stengel.

Oh, Victor! Vous n'auriez pas dû.
Victor, dat had je niet moeten doen.

Vous n'auriez pas pu galoper vers le Mexique?
Had je niet kunnen doorrijden naar Mexico?

Quelque chose que vous n'auriez pas dû?
Iets wat je niet had mogen doen?