Voorbeelden van het gebruik van Afgebeld in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En ook de reden dat ik je niet afgebeld heb.
We zeggen dat hij afgebeld heeft.
Ik heb vijf staten afgebeld.
Ik heb afgebeld.
Hij heeft niet afgebeld.
Hij heeft mama ook afgebeld.
We zeggen dat hij afgebeld heeft.
Diegene die al drie keer werd afgebeld?
Ik heb alles afgebeld.
Kevin moest de taxi afbellen en erop uit door de sneeuw.
Ik moet wel al m'n andere vriendinnen afbellen… Daar heb je 'm weer.
Omdat ik altijd afbel. Waarom ik?
Je zou de bedrijven moeten afbellen.
We kunnen altijd afbellen.
Blijf staan, ik ga mijn afspraak afbellen.
Zullen we afbellen?
Moet ik de veewagen afbellen?
Die staat voor m'n huis. Vergeten afbellen.
Als je steeds net voor tijd afbelt, is dat lastig.
Die kan ik afbellen.