DUMPEN - vertaling in Duits

• loswerden
• werfen
• entsorgen
• verlassen
• abservieren
• abladen
• versenken
• fallen lassen
• Schluss machen
• absägen
• deponieren
• sitzenlassen
• den Laufpass
• abstoßen

Voorbeelden van het gebruik van Dumpen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

Je hebt iemand gevonden die hem het spul heeft zien dumpen.
Sie fanden jemanden, der ihn Zeug abladen sah.

Ik moet hem dumpen.
Ich muss ihn abservieren.

En graven het geld op. Dus Willem en ik dumpen de auto.
Willem und ich entsorgen das Auto, graben das Geld aus.

Toen dacht ik dat je me wilde dumpen.
Lch dachte, du wolltest mich verlassen.

Riley zal dat zien en hem dumpen.
Er wird das merken, ihn fallen lassen.

Wij moeten ze vinden en beveiligen, maar niet dumpen.
Wir sollen sie finden und sichern, nicht loswerden.

Als hij me wil dumpen, moet hij het me maar zeggen.
Wenn er Schluss machen will, soll er's mir ins Gesicht sagen.

Dumpen ze geen telefoons?
Werfen die ihre Handys nicht weg?

We dumpen 'm in de haven.
Wir müssen ihn im Hafen versenken.

Ja, oude gebouwen waar moordenaars de lichamen dumpen.
Ja, alte Gebäude in denen die Sicarios Körper abladen.

Maar ik weet waar we hem kunnen dumpen.
Ich weiß, wo wir ihn entsorgen können.

Zodat hij je kon dumpen.
Nur damit er dich abservieren konnte.

Je moet hem dumpen.
Du solltest Ihn verlassen.

Hij gaat u dumpen.
Er will Sie fallen lassen.

Ik moest mijn kamergenoot dumpen.
Ich musste meine Mitbewohnerin loswerden.

Ik zou haar dumpen alsof ze radioactiefaval was.
Ich würde sie absägen wie einen morschen Ast.

We dumpen ze op de dichtstbijzijnde onbewoonde planeet.
Wir werfen sie über dem nächsten Planeten ab.

Kijk waar ze hem dumpen.
Seht nach, wo sie ihn abladen.

Je had hem moeten dumpen.
Du hättest mit ihm nicht Schluss machen sollen.

We moeten de lichamen dumpen.
Wir müssen die Leichen entsorgen.