Voorbeelden van het gebruik van Hij was echt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij was echt boos.
Hij was echt een kundig historicus.
Ja, hij was echt ruig!
Hij was echt lekker!
O, ja, trouwens… hij was echt je broer.
En hij was echt knap.
Hij was echt helemaal van de kaart.
Hij was echt gechoqueerd.
Hij was echt. Wij allemaal.
Hij was echt?
Ze heeft een dronken man in de wachtrij bespoten met pepperspray. Hij was echt oud.
Hij was echt een eenzame, wanhopige persoon.
Hij was echt goed.
Hij was echt. Wij allemaal.
Hij was echt van streek.
Hij was echt vriendelijk.
Prachtig. Diver. Hij was echt.
Hij was echt dapper.
Hij was echt.
Hij was echt trots op je.