Voorbeelden van het gebruik van Echt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Het was echt mijn eigen bloed.
Het spijt me echt heel erg, jongens.
Ik werd echt boos in de rij bij de drogist.
Gaan we echt naar de film?
Nee, dit is niet echt.
Niet echt.
Ze kunnen niet echt bang zijn voor dit spel.
Wat zag Kate echt in Jack?
Ik ben echt blij dat Lester dat adres verprutst heeft.
Ja, ik ben echt schoon. Echt waar?
Ze geloofden echt dat ik een aanval had.
Echt sympathiek is hij niet. Pech gehad.
Castle, geloof jij echt in dat zombiegebeuren, want ik?
Je weet, dat het vampierprobleem echt is, nietwaar?
Echt? Ik… Ja, echt.
We zijn echt onschuldig. Ja.
Denken we echt dat Ramon.
Echt Nelson, ik weet niet meer wie je bent.
Kijk toch eens. June is echt gelukkig, dat ze naar China vertrekt.
Vermont is echt koud in de winter.