Voorbeelden van het gebruik van Is niet thuis in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is niet thuis.
Uw dochter is niet thuis.
Meester Roydon is niet thuis.
Colin is niet thuis.
James is niet thuis, pa.
Dr. Vaughn is niet thuis.
Ze is niet thuis. En Helen?
Die is niet thuis geweest. .
George is niet thuis.
Raylan is niet thuis, toch?
En hij is niet thuis.
Dit is niet thuis.
Laura is niet thuis.
Danny is niet thuis.
Hij is niet thuis.
Hij is niet thuis.
Mijn vrouw is niet thuis.
Peter is niet thuis.
Lovecraft is niet thuis.
Goed. Laura is niet thuis.