Voorbeelden van het gebruik van Kanjer in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Bedankt. U bent een kanjer.
Wil je me zoenen, kanjer? Wat?
Hayley, je bent een kanjer.
Hij is een kanjer.
Je bent een kanjer, pa.
Wil je me zoenen, kanjer? Wat?
Want jij bent 'n kanjer.
U bent een kanjer. Bedankt.
Jij bent de kanjer. Harry.
Dr. J. u bent een kanjer.
In deze kanjer ben ik een last onderweg.
Je bent een kanjer… die benen,
He, kanjer. Hoe gaat het met je?
Ze was een kanjer. Weet ik.
Kanjer, wat zit er in de dozen?
Deze kanjer is mijn kleinzoon David!
Kom, kanjer, naar bed. Welterusten.
Hij is geen kanjer, hij is gewoon erg knap.
Hé, kanjer. Hoe gaat het met je?
Kom mee, kanjer, we leggen er wat ijs op.