LEEFDE - vertaling in Duits

lebte
leven
wonen
wohnte
wonen
verblijven
logeren
leven
zitten
huisvesting
überlebte
overleven
overleving
leven
blijven leven
redden
voortbestaan
survival
volhouden
overlevingskans
lebt
leven
wonen
leben
leven
wonen
lebten
leven
wonen

Voorbeelden van het gebruik van Leefde in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Gellik leefde vanouds van de landbouw.
Traditionell lebten die Reilinger von der Landwirtschaft.
Dan leefde ik uit een koffer.
Würde ich aus dem Koffer leben.
Ik wist niet of hij nog leefde.
Ich wusste nicht, ob er noch lebt.
M'n vader leefde op een stomme plek, waar hij nooit vandaan was geweest.
Mein Vater wohnte an einem miesenOrt, denernieverließ.
Waar Nikola Tesla leefde, werkte en langzaam waanzinnig werd.
Wo Nikola Tesla lebte und arbeitete und langsam verrückt wurde.
Hij leefde drie dagen op gesmolten sneeuw en toen vond z'n opa 'm.
Er überlebte drei Tage nur mit geschmolzenem Schnee.
De bevolking leefde vooral van de landbouw en de veeteelt.
Die Einwohner lebten vor allem von der Landwirtschaft und Viehzucht.
Als mama nog leefde, zou ze!
Wenn Mama noch leben würde… Hey!
Mijn patiënt leefde.
Meine Patientin lebt.
Hij leefde in het huis verderop voor hij het verloor.
Er wohnte in dem Haus die Straße runter, bis er es verloren hat.
Ik leefde in ballingschap, in angst door jou.
Ich lebte im Exil, aus Angst vor dir.
Niemand leefde lang genoeg om het te vragen.
Keiner überlebte lang genug zum Fragen.
Het appelvolk leefde van appelmoes, appeltaart,
Die Apfelleute lebten von Apfelmus, Apfelkompott,
Als moeder nog leefde, zou ze.
Wenn Mama noch leben würde.
Ik moest weten of ze nog leefde.
Ich musste wissen, ob sie noch lebt.
Misschien leefde hier iemand als een kraker.
Vielleicht wohnte hier jemand, ein Hausbesetzer oder so.
Ze leefde met hem op het land.
Sie lebte mit ihm an Land.
Ik leefde van restjes.
Ich überlebte durch Essensreste.
Leefde in kamenom lichaam nummer met de gerieven.
Lebten in kamenom den Körper die Nummer mit den Bequemlichkeiten.
Als ze nog leefde, zou ik hier niet zijn.
Ich wäre nicht hergekommen, wenn sie noch leben würde.
Uitslagen: 3411, Tijd: 0.0516

Top woordenboek queries

Nederlands - Duits