Voorbeelden van het gebruik van Neem de auto in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Neem de auto, snij hem de pas af.
Hij is ernstig gewond.- Neem de auto.
En nu opstaan. Neem de auto.
Ik ga met Rafael… Ja, neem de auto maar.
Hou je mond en neem de auto aan voordat?
Neem de auto achter.
Jullie twee, neem de auto en vindt een appartement.
Neem de auto! Verlaat gewoon mijn gezicht!
Geef me het pistool. Ik neem de auto wel.
Eung-cheol en Joo, neem de auto.
Neem de auto, maar eerst moet je mij ergens naar toe brengen.
Neem de auto, dan bederft u de mooiste dag van m'n leven.
Neem de auto en vertel het tegen Jake.
Neem de auto, ik kreeg toch de verkeerde.
Ik neem de auto mee terug naar de stad.
Neem de auto.- Ik kan niet rijden.
Ik neem de auto of de trein maar geen vliegtuig.
Hier, neem de auto. Kom op, Dom.
Danny, neem de auto en breng Tessa terug.
Neem de auto, ik rijd met Hank mee.