Voorbeelden van het gebruik van Schenken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Honing van gniltsovykh gezinnen naar beeen schenken niet.
Ik wilde die enorme taart aan de Bisschop schenken.
Ze zal ons een pure oogst schenken.
Ze schenken mij met hun jaarlijkse Humanitaire Prijs.
Mogen de goden ons een wonder schenken.
wilde ik kleding schenken.
Kun jij ze dat schenken, Frodo?
Dan zou jou doden, me nog meer eer schenken.
Daarna wil de schoonmaakploeg nieuwe kussens schenken.
Wanneer we hem kleinkinderen schenken?
En aan jou, Sam, schenken we de titel: eervol broeder tot in eeuwigheid.
Ik wilde gaan en het geld van de verzekering schenken.
Mensen ergeren zich aan diegenen die hen geen belang schenken.
Alleen God kan ons nieuwe levens schenken.
Ik zou Caty nooit een kind schenken.
Dan zou jou doden, me nog meer eer schenken.
Ze willen mij die titel schenken.
Het is waar dat we geld geven; alleen de Sahaja yogi's kunnen geld schenken.
laat God het me schenken!
Wij genieten alleen van 't geluk dat wij schenken.