Voorbeelden van het gebruik van Schim in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Durza is een schim.
Ze was… als een schim.
Ze is vergiftigd, door een schim.
Ik weet het zeker. Dit is geen schim.
Zijn internationaal beleid is echter maar een schim van zijn autoritaire binnenlandse beleid.
Ik voel het antwoord, of een schim ervan.
Die woorden zijn maar een schim van hun ware betekenis.
Je jaagt op een schim.
Over een paar jaar zal er nog maar een schim van je over zijn.
Hij is een schim.
Ga weg, schim.
Als dit zo doorgaat, word ik een schim.
Hij is geen schim meer.
Hij is als een schim in het duister.
Ze is een schim.
loerende schim is.
Vertrouwt iemand de woorden van een schim?
Sir, we zien een schim aan de rand van ons scannerbereik.
Elke schim uit de hel.
Ik hoor dat je een schim bent van wie je vroeger was.