Voorbeelden van het gebruik van Skipper in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Jij en Skipper speelden football.
Skipper, ik wil er maar één hebben.
Skipper vroeg hoe het gebeurde.
Skipper was doodsbang.
Ze is Skipper gaan uitlaten.
Ik ben Skipper, dan mag jij Gilligan zijn.
Wij zijn een team en je bent onze Skipper.
Ja, ik ga naar Skipper.
Als jongen werd hij Skipper genoemd.
Welkom. Bedankt, Skipper.
Ik wacht op Skipper. Niets.
Hou op over Skipper!
Die avond in de hotelkamer, Skipper.
Dat weet Skipper zelfs.
Heb je met Skipper gepraat?
Skipper, ziet er een beetje in de war uit,
Skipper, de ACI Marinas-station,
3 cabin catamaran uit 2.100 euro per week worden gecharterd- optioneel mit Skipper.
Hans Mühlbauer, An Bord er Skipper und Rudergänger,
Skippers zijn indien nodig verkrijgbaar bij Sunsail.