VREZEN - vertaling in Duits

fürchten
vrezen
zijn bang
vreezen
angst
denken
zijn
uit vrees
bevreesd zijn
Angst
bang
vrees
doodsbang
schrikken
paniek
bezorgdheid
bezorgd
zorg
bangen
vrezen
bang
siddering
Furcht
angst
vrees
bang
vreze
ontzag
Befürchtungen
vrees
angst
bezorgdheid
bang
zorg
fürchtet
vrezen
zijn bang
vreezen
angst
denken
zijn
uit vrees
bevreesd zijn
fürchte
vrezen
zijn bang
vreezen
angst
denken
zijn
uit vrees
bevreesd zijn
fürchteten
vrezen
zijn bang
vreezen
angst
denken
zijn
uit vrees
bevreesd zijn

Voorbeelden van het gebruik van Vrezen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

{-}
  • Colloquial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Ik eerder het weer vrezen, dan een duivel.
Ich hab mehr Angst vorm Wetter als vorm Teufel.
Golda en de regering vrezen de Zwarte Panters.
Golda und die Regierung fürchten die Black Panther.
Ze vrezen en respecteren me.
Man fürchtet und respektiert mich.
Zal ik geen kwaad vrezen.
So fürchte ich doch das Böse nicht.
We vrezen u niet.
Sie machen uns keine Angst.
De rechtvaardigen zullen Hem zien en vrezen.
Und die Gerechten werden Ihn sehen und fürchten.
Vrezen ze ons daarom?
Fürchtet man uns deshalb so?
Voor hen die God niet vrezen, sta op!
Fürchte keinen Gott, erhebe Dich!
Wij vrezen de dood niet.
Der Tod macht uns keine Angst.
Mijn zoon doodde hun leider, ze vrezen me.
Mein Sohn tötete ihren Anführer, sie fürchten mich.
Tegenwoordig vrezen mensen hun passies.
Aber man fürchtet die Leidenschaft.
Hem vrezen, O Jona?
Angst ihn, O Jonah?
Deze mannen, die me hier gebracht hebben vandaag, vrezen mij niet.
Fürchten nicht mich. Diese Männer, die mich hierher geführt haben.
Jullie vrezen mij.
Ihr fürchtet mich.
Ik zal niet vrezen.
Ich darf keine Angst haben.
De mannen die mij hier hebben gebracht vrezen mij niet.
Fürchten nicht mich. Diese Männer, die mich hierher geführt haben.
Vrezen jullie hen?
Fürchtet ihr sie?
We moesten vrezen.
Wir mussten Angst haben.
Ze moesten me vrezen.
Sie mussten mich fürchten.
De maden vrezen Uw spek.
Die Made fürchtet um ihren Speck.
Uitslagen: 1088, Tijd: 0.0678

Top woordenboek queries

Nederlands - Duits