Voorbeelden van het gebruik van Ander persoon in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het is onmogelijk om je slabbetje door te verkopen aan een ander persoon.
Ik ben een heel ander persoon nu.
Je moet de ander persoon ook laten.
Omdat jullie allemaal jezelf willen verliezen in een ander persoon.
Hij had de capaciteit om een heel ander persoon te worden.
Slechts een ander persoon noemde mij dat.
We kunnen een ontvangen bericht ook doorsturen naar een ander persoon.
Hij was de hele tijd een ander persoon.
En dat u zich niet voordoet als een ander persoon of entiteit.
werd ik een ander persoon.
Dat ze een compleet ander persoon is geworden.
Ik ben een kompleet ander persoon.
Je moet een ander persoon worden.
Je veranderde in een ander persoon.
Lucinda bleek een heel ander persoon te zijn.
Dat was een ander persoon.
Je zou een ander persoon zijn.
De Commissie kan besluiten ieder ander persoon te horen.
Hij riskeert zichzelf door een ander persoon te helpen.
Het is eigenlijk onmogelijk om een ander persoon te worden.