Voorbeelden van het gebruik van Zit in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Jij zit in de slee. Huey.
Austin? Waar zit hij? Tony?
De DA zit niet te springen om achter George te gaan.
Zit je in hun systeem?
Waarom zit ik in mijn vroemvroemstoel?
Eli Woodcock zit in 1A.
Niemand zit in de stoel van Sweet Dave.
In deze envelop zit de erfenis die m'n oom me naliet.
Soms zit ik alleen in mijn appartement.
Zit hij in 'n zilveren Suburban?
Ik zit daar in het donker.
Er zit 'n goede oogst onder de sneeuw,
Waarom zit jij in mijn kamer?
Max, zit ik in de problemen?
Zit je comfortabel, Derek?
Zit in de kerk.
In dat rijtuig zit de zoon van deze heer.
Ik zit soms nog in zijn kamer.
Waarom zit mijn dochter in handboeien?
Onze informant zit in de problemen.