Voorbeelden van het gebruik van Feestdag in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Het is een feestdag, meneer.
Feestdag van het Frans Vreemdelingenlegioen.
Haar feestdag is vastgesteld op 23 juni.
Haar feestdag is op 4 september.
Haar feestdag is op 25 februari.
Haar feestdag is op 17 maart.
De feestdag van de Heilige Oda is op 2 juli.
Haar feestdag is op 4 februari.
Haar feestdag is op 6 december.
Zijn feestdag wordt gevierd op 8 maart.
Het was nationale feestdag dus ook de Tesco was gesloten.
Voorschriften van toepassing op de personeelsleden die werken op een wettelijke of reglementaire feestdag.
Dat is onze nationale feestdag.
In de zin van dit decreet worden de volgende dagen gelijkgesteld met een feestdag.
S Werelds meest commerciële feestdag.
Weer zo'n Joodse feestdag?
Wat is het plan voor deze feestdag?
Zaterdag, zondag, feestdag, vervangingsdag.
Klinkt het niet als een feestdag?
Dus je bent hier met de feestdag?