Voorbeelden van het gebruik van Feestdag in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Kerstmis, de nummer één feestdag voor mensen om gek te worden.
Aankomst op zondag of feestdag zal een toeslag van 15 euro.
Als een feestdag op een maandag valt beginnen de lessen op dinsdag.
Wij vieren elke feestdag op onze eigen manier.
Nationale feestdag en feestdag van de Vlag.
Zondag, feestdag, maandag gesloten.
Die feestdag hoef ik niet.
Zoals wij vermeldden, is nationale feestdag een festival voor de hele bevolking.
Eerste Kerstdag werd een nationale feestdag in de VS in 1890.
De Noorse Nationale Feestdag is een feest
De feestdag lijkt bijna een soort kinderfeest.
Maar het is nu geen feestdag.
Wie zal voor Kerstman spelen op de feestdag?".
Mijn moeders favoriete feestdag was Thanksgiving.
Onder zo vele festivals is nationale feestdag een vitale speciale.
Dat was de laatste 4 juli, oma's favoriete feestdag.
Het is toch geen zwarte feestdag, hé?
Valentijnsdag is geen feestdag.
vette feestdag idioot.
Sorry dat ze je hier op een feestdag liet komen.