Voorbeelden van het gebruik van Het vieren in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Laten we het vieren met wat Falafel.
Gaan jullie het vieren?
Laten we het vieren, wanneer we incognito terug zijn in de civilisatie.
Laten we het vieren met een stuk taart?
De stad is het vieren van Shakespeare's verjaardag sinds 1824;
Zullen we het vieren met spuitwater?
We gaan het even vieren in de bar.
Gaan jullie het vieren?
Het vieren.
We kunnen het tegelijk vieren.
We gaan het vieren met de jongens.
De villa leent zich tevens voor het vieren van bruiloften en andere bijzondere gebeurtenissen.
Ga ik het vieren in mijn nieuwe Malibu.
We gaan het vieren in de bar.
Het vieren van Zijn fysieke geboorte was niet de bedoeling.
Paaszondag: Het vieren dat Jezus uit de doden opstond dan.
Kom op, laten we het vieren En geen ruzie mak en.
Misschien moet je het vieren met een zelfmoordpact.
Vanavond gaan we het vieren.
Zijn we dat aan het vieren?