Voorbeelden van het gebruik van Heus in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat idiote idee komt toch heus van uw kant van de familie.
Ik maak 'm heus niet stuk.
Heus, ik wil hier dolgraag blijven
Heus,' blij' is het verkeerde woord.
Ik loop heus niet weg.
Je maakt me heus ongelukkig, want ik trek het mij zo aan!".
Heus, ik weet hoe ze te werk gaan.
Ik weet het heus wel?
Dat was fout van me, ik weet het, maar nu voel ik me goed. Heus.
Heus, als het kon deed ik 't zelf.
Je bent heus geen duif.
Hij weet heus wel wat hij doet.
Want heus het is het grote Wonder waar de Vrouwe over sprak.
Hij komt heus niet opdagen.
Heus, kinderen zijn een zegen.
Ze komt heus wel.
Maar heus, je bent nog maar 'n kind.
Heus, het is je enige kans.
We mikken heus niet op je hoofd.
al ben ik heus geen genie.