Voorbeelden van het gebruik van Boef in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat is een boef.
Het lijkt niet op het huis van een grote boef, of wel?
Ik ben geen boef.
Ik wou een eerlijke boef zijn, het is mislukt.
Dus de grote boef in Cordy gaat zichzelf verwekken?
Hij is 'n bijdehante boef met 'n goede zwaardarm
Jarige boef in de maak.
Die ouwe boef.
Maar daarnaast bent u een boef.
Ik zou niet kunnen samenwonen met 'n boef.
Je zit in het hol van de boef. Waar is hij?
Boef, gijzelaar, gijzelaar.
De boef gaat naar de gevangenis.
Die boef Barfi!
De grootste boef van HYDRA.
Hij slaapt. Wie is die boef?
Je bent een boef.
Je bent een boef.
Ik ben de boef.
Weer een boef minder.