Voorbeelden van het gebruik van Dadelijk in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Onze koets vertrekt dadelijk.
Ik wil het zien, nu dadelijk.
De stemming zal dadelijk plaatsvinden.
Daar komen we dadelijk op terug.
Nee, ja, ja, ja, dadelijk.
Enkel, niet nu dadelijk.
De stemming vindt dadelijk plaats.
En ik… ik zie je dadelijk, oké?
We zien je dadelijk, Chef.
Ik heb je dadelijk nodig hier.
Ze komt dadelijk.
Als Kilgrave Audrey Eastman in z'n macht heeft, is het dadelijk uitgewerkt.
Ik vertrek dadelijk en.
Ik zie je dadelijk bij de Grapevine.
Dadelijk opgewacht door kinderen.
We komen hier dadelijk op terug.
Kolonel Race en ik komen zo dadelijk… bij u.
Ja, dadelijk.
We gaan dadelijk verder met de verkoop.
En dadelijk ga je hier zien-.