Voorbeelden van het gebruik van Mankeert in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Nee, er mankeert niets aan haar.
Wat mankeert jou, godverdomme?
Wat mankeert jouw zus?
Wat mankeert je vandaag?
Garfield mankeert niks.
Ik weet niet wat hem mankeert.
Wat mankeert haar?
Wat mankeert eraan?
Hij mankeert niets, kwam zelf,
Wat mankeert er aan James Michener?
Wat mankeert jou om een hamer naar mijn hoofd te gooien?
Wat mankeert je?
Wat mankeert jou toch, waarom zweet je zoveel?
Wat mankeert die lui?
Ze moet van de medicijnen af om te kijken wat haar echt mankeert.
Er mankeert iets.
Wat mankeert me?
Je mankeert niets.
Er mankeert niets aan die kelder.
Wat mankeert er aan de kinderen?