Voorbeelden van het gebruik van Mankeert in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Wat mankeert u, Mr. Richter?
Ik weet niet wat me mankeert.
Ik weet al wat me mankeert.
Fijn dat je niks mankeert.
De kinderen mankeert niets.
Wat een geluk dat je niets mankeert.
We brengen je naar de kliniek om te kijken of je echt niets mankeert.
Dan mankeert je vast niets.
Wat mankeert jou, dat jij dat niet doet?
Ons mankeert niets.
Er mankeert blijkbaar iets aan mij.
Wat mankeert ons toch?
Mankeert ze iets?
Hij mankeert helemaal niks.
Wat mankeert eraan?
Wat mankeert jou toch?
Wat mankeert haar?
Wat mankeert u?
Wat mankeert jullie?
Mankeert ze niks?