Voorbeelden van het gebruik van Opendoen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
mag hem niet opendoen.
Maar als het geen probleem is… moet je deze deur opendoen.
Niet opendoen.
Schiet op opendoen.
Hee, het is Joe, opendoen.
We hebben een huiszoekingsbevel, opendoen.
Nee. Niet die deur opendoen.
Wacht maar tot ze hun mond opendoen.
Ogen opendoen.
En laat die clown de deur opendoen.
Wat doen we als ze die deuren opendoen?
moet ik 'm opendoen.
Ik klopte: ‘Politie, opendoen.'.
Zij moet de spookdeur opendoen.
Nee, niet opendoen.
Okay, ik moet alleen je… mond opendoen.
niet opendoen. Begrepen?
Mevrouw, u moet de deur opendoen.
Direct opendoen.
Het raam opendoen maakt het niet schoner, mam.