Voorbeelden van het gebruik van Bist du in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Und wo bist du jetzt?
Warum bist du so herrisch?
Wann bist du wieder zu Hause?
Bist du ein Hahrrad? Nein?
Julia, bist du da drin?
Bist du nicht gefeuert?
Was je niet ontslagen?Bist du Matsui schon begegnet?- Nein.
Bist du aus einer anderen Dimension?
Dann bist du auf der falschen Seite.
Dan sta je aan de verkeerde kant.Warum bist du so schwierig?
Waarom doe je zo moeilijk?Bist du hinter ihr oder denen her?
Ga je achter hen aan of achter haar?Warum bist du draußen? -Draußen?
Buiten.- Waarom ben je buiten? Over?Bist du dem Gymnastik-Team beigetreten?
Zit je in het turnteam?Wohin, bist du gereist?- Doch, aber.
Waar was je naartoe? Maar…- Jawel.Wie bist du in meine Wohnung?
Hoe kwam je in mijn appartement?Bist du in Stimmung für ein bisschen Hokey Pokey?
Heb je zin in wat hokey pokey?Was? Bist du jetzt auf ihrer Seite?
Wat, sta je nu aan hun kant?Ja.- Bist du immer eine Stunde zu früh?
Ja. Kom je altijd een uur te vroeg?Warum bist du so langweilig?
Waarom doe je zo saai?Bist du doch auch, oder?
Maar dat ben je toch?
