BOOT - vertaling in Nederlands

• boot
• schip
• sloep
• schuitje
• bootje
• boten
• schuit

Voorbeelden van het gebruik van Boot in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Mit allem Respekt, aber das Boot muss irgendwo hergekommen sein.
Die sloep moet toch ergens vandaan zijn gekomen.

Also sind wir jetzt im selben Boot.
Dan zitten we in hetzelfde schuitje.

Das Boot kann damit aber nicht an Klassenregatten teilnehmen.
Met deze boten kunnen geen officiële klassewedstrijden gevaren worden.

Er sitzt in einem Boot, er ist nicht im Wasser.
En hij zit in 't bootje, niet in 't water.

Hast du das Boot besorgt?
Heb je de schuit bemachtigd?

Morgen feierst du dort, wenn wir das Boot haben.
Morgen, als we de sloep hebben.

Sie werden das Boot finden.
Ze zullen dat schip vinden.

Sie starb auf dem Boot.
Ik geloof dat ze op de boot is gestorven.

Wir sitzen im selben Boot, Sheriff.
We zitten in hetzelfde schuitje, sheriff.

Ich war so oft mit dir auf'm Boot, ich höre dich denken.
Ik was zolang op boten met jou, dat ik hoor wat je denkt.

Mama, Papa hat mein Boot kaputtgemacht. Ja, ja.
Mam, papa heeft m'n bootje kapotgemaakt. Ja, ja.

Es sitzt im gleichen Boot wie wir.
Zit in dezelfde schuit als wij.

Steig ins Boot.
Kom in de sloep.

Wir müssen von dem Boot runter.
We moeten van dit schip af.

Pass auf das Boot auf, Otis.
Let goed op de boot, Otis.

Ich sitz im gleichen Boot wie ihr.
Lk zit in hetzelfde schuitje.

Das Boot steht bereit.
De boten zijn klaar.

Wir sitzen alle im selben boot.
We zitten allemaal in hetzelfde bootje.

Von Alaska hat sie nur ein Boot geerbt.
Ze heeft alleen een schuit geërfd.

Mr. Lowe, besetzen Sie dieses Boot.
Mr Lowe, beman deze sloep.