Voorbeelden van het gebruik van Boot in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Geleend van de boot van mijn buurman.
Precies. We nemen morgen de boot.
U bent op mijn boot… ik ben stuurman,
In een boot met metalen romp, moet u ervoor zorgen
Ik hoorde dat een boot delen vriendschappen kan vernielen.
Hij was boos over zijn boot.
Sorry, de boot die je zoekt is weg.
Er was geen boot bij die kade, meneer.
Ik zet jullie op de boot.
Ik geloof dat ze op de boot is gestorven.
Het ontwerp van de boot moet daar rekening mee houden.
Een boot is 'n hele verantwoordelijkheid.
De liefde voor een boot gaat niet zo ver.
Ik heb het nummer van de boot.
Met She-ra en een boot kunnen we alles aan.
Ja, hij heeft een boot.
Hou de boot tegen!
Let goed op de boot, Otis.
Een boot, vorige week.
De kapitein van de boot was rijk. Sturen.