Voorbeelden van het gebruik van Du witze in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Sag ihnen, dass du Witze machst.
Zeg hem dat je een grapje maakt.Machst du Witze?- Weniger Gürtler?
Was? Machst du Witze?
Wat? Maak je een geintje?Gott, machst du Witze?
Macht du Witze?
Maak je een grap?Das ist unersetzlich? Machst du Witze?
Meen je dat? Is dit van onschatbare waarde?Jimmy, machst du Witze, dass du Harold beschuldigst?
Jimmy, maak je een grapje, om achter Harold aan te gaan?Machst du Witze?
Maak je een geintje?Jetzt? Machst du Witze?
Nu? Ben je gek?Warum ich? Machst du Witze?
Maak je een grap? Waarom ik?Machst du Witze? Heute?
Vanavond? Meen je dat?Machst du Witze?
Maak je een geintje ofzo?Machst du Witze? Ja, natürlich.
Maak je een grapje? Ja, natuurlijk.Unsinn, machst du Witze?
Onzin, ben je gek?Ich kann nie sagen, ob du Witze machst oder ob du es ernst meinst.
Ik weet nooit of je een grap maakt of niet.Machst du Witze? Kondome?
Condooms? Meen je dat?Machst du Witze, Javi?
Maak je een grapje, Javi?Machst du Witze?
Nou maak je een geintje.Nein, machst du Witze?
Nee, ben je gek?Machst du Witze, Maria Maria?
Maak je een grap, Maria-Maria?
