ZERSTÖREN - vertaling in Nederlands

• vernietigen
• verwoesten
• kapotmaken
• vernielen
• verpesten
• kapot
• ruïneren
• slopen
• verstoren
• opblazen
• afbreken
• verpletteren
• maken
• uitroeien
• beschadigen
• bederven
• tenietdoen
• neerhalen
• verpest

Voorbeelden van het gebruik van Zerstören in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Er will die DWL zerstören.
Hij wil de DWL ruïneren.

Wir helfen ihr nicht, wenn wir die Organisation zerstören.
Het helpt niet als we de organisatie kapotmaken.

Ich kann Städte zerstören.
Ik kan steden verwoesten.

Nichts. Ich will ihrem Mann das Leben zerstören.
Niets. Ik wil het leven van haar man verpesten.

Körper und Seele. Ihn zerstören.
Lichaam en geest. Hem vernietigen.

Denn das wird dich zerstören.
Want het is dat wat je kapot zal maken.

Sie zerstören das natürliche Gleichgewicht.
Ze verstoren de natuurlijke balans.

Die zerstören Dinge, Sie verkaufen sie.
Zij slopen dingen, jij verkoopt ze.

Sie zerstören den Wald.
Ze vernielen het bos.

Oder sie will keine Leben mehr zerstören.
Of ze wilde geen levens meer ruïneren.

Und ich kann dich zerstören.
En ik kan jou verwoesten.

Das will ich nicht zerstören.
Dat wil ik niet kapotmaken.

Weil ich unsere Freundschaft nicht zerstören wollte.
Omdat ik onze vriendschap niet wilde verpesten.

Statt ihn zu versiegeln, zerstören wir ihn.
We gaan hem niet verzegelen, maar vernietigen.

Das wird meine Ehe zerstören.
Dan gaat m'n huwelijk kapot.

Diese Fahrzeuge zerstören die Intaktheit des Tatortes.
Deze voertuigen verstoren het juiste beeld van deze plaats delict.

Wir zerstören diesen Planeten.
Slopen we deze planeet.

Wieso zerstören sie den Park?
Waarom vernielen ze het park?

Die Pegasus zerstören, bevor wir sie uns ansahen?
De Pegasus opblazen voor we 'm konden doorzoeken?

Die amerikanischen Eindringlinge wollen unser Land zerstören.
De Amerikaanse indringers willen ons land kapotmaken.