AANSPREKEN - vertaling in Duits

ansprechen
respons
reageren
aanspreken
reactie
noemen
orde stellen
praten
aansnijden
zeggen
ingaan
reden
praten
spreken
hebben
zeggen
toespraken
speeches
nennen
noemen
zeggen
geven
heten
naam
vermelden
wenden
passen
richten
keren
gebruiken
draaien
hanteren
contact opnemen
gaan
contact
pas
in Anspruch nehmen
in beslag nemen
vergen
gebruikmaken
inroepen
een beroep doen
aanspraak
aanspreken
opeisen
anzusprechen
respons
reageren
aanspreken
reactie
noemen
orde stellen
praten
aansnijden
zeggen
ingaan
anspricht
respons
reageren
aanspreken
reactie
noemen
orde stellen
praten
aansnijden
zeggen
ingaan

Voorbeelden van het gebruik van Aanspreken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Een van ons moet haar aanspreken.
Einer von uns muss mit ihr reden.
Absoluut. En het moet de jonge kiezer aanspreken.
Definitiv. Und gleichzeitig wollen wir natürlich die jungen Wähler ansprechen.
zo zul je me ook aanspreken.
du wirst mich auch so nennen.
Vreemden aanspreken is mijn stijl niet.
Es ist auch nicht meine Art, Fremde anzusprechen.
jullie mij gedurende die tijd met meneer Wenger aanspreken.
ihr mich während der gesamten Zeit mit Herr Wenger anspricht.
moet je hem aanspreken.
musst du mit ihm reden.
Ik vrees dat je mij moet aanspreken.
Ich fürchte, Sie müssen mich ansprechen.
Als ik je zo niet mag aanspreken.
Falls ich Sie so nennen darf.
Vreemden aanspreken is mijn stijl niet.
Es ist nicht meine Art, Unbekannte anzusprechen.
Met de diamanten loopt hij over de Champs-Elysées tot we 'm aanspreken.
Er wird mit den Diamanten bei sich die Champs-Élysées entlang schlendern, bis unser Mann ihn anspricht.
Je kan een priester van Concordia niet aanspreken.
Du kannst nicht mit dem Priester reden.
Je zult hem als Uwe Genade aanspreken.
Du wirst ihn mit"Euer Gnaden" ansprechen.
Hoe moet ik u aanspreken?
Wie soll ich dich nennen?
ik durfde je niet aanspreken.
ich hatte Angst, dich anzusprechen.
Een modernisering die een nieuwe generatie zou aanspreken.
Etwas Modernes, das eine neue Generation ansprechen würde.
Een van ons moet haar aanspreken.
Einer von uns sollte mit ihr reden.
Hoe moeten we u aanspreken?
Wie sollen wir Sie nennen,?
Ze had de grote quarterback Brent Marken nooit durven aanspreken.
Sie hat sich nie getraut, den großen Quarterback Brent Marken anzusprechen.
Niemand op de set mag me aanspreken.
Am Set soll mich niemand ansprechen.
Niemand zal je meer aanspreken.
Niemand wird je wieder mit dir reden.
Uitslagen: 387, Tijd: 0.0915

Aanspreken in verschillende talen

Top woordenboek queries

Nederlands - Duits