Voorbeelden van het gebruik van Biecht in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
maar ik geloof in de biecht.
Alsjeblieft. Biecht op.
Leg dan dat kussen neer, en biecht.
De biecht is één zaak, de weg naar zuiverheid vinden is een andere.
Zal ik je de biecht besparen?
Het is 3 maanden geleden sinds mijn laatste biecht.
Dood hem maar. Biecht op!
Biecht je misdaden in Berlijn op.
Privé-missen, de biecht… en het lichaam
Ze wilden hem het zwijgen opleggen voordat hij zijn biecht had gedaan.
maar ik geloof in de biecht.
Betekent dat je biecht voor de rest?
Van 's morgens vroeg tot het middaguur neemt hij in de kerk de biecht af;
Het is een week geleden sinds mijn laatste biecht.
Ik wil je biecht aanhoren.
Biecht je misdaden in Berlijn op.
veelvuldige biecht.
Ik wacht op je biecht, kolonel Ford.
Ik vertrek uit Parijs met iemand die mijn biecht heeft aangehoord.
Hij kwam hier elke week, alsof hij naar de biecht ging.