HIJ IS NIET THUIS - vertaling in Duits

• er ist nicht zu Hause
• er ist nicht zuhause
• er ist nicht daheim
• er ist nicht hier
• er war nicht zu Hause
• er ist nicht in seiner wohnung

Voorbeelden van het gebruik van Hij is niet thuis in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

En hij is niet thuis.
Und er ist nicht zu Hause.

Ja, ik weet het, hij is niet thuis, maar de motorfiets.
Ja, ja, ich weiß, er ist nicht zu Hause.

Hij is niet thuis.
Lacht Er ist nicht zu Hause.

Ja, maar hij is niet thuis.
Ja, aber er ist nicht zu Hause.

Volgens commandant Singh heeft hij vrij genomen, maar hij is niet thuis.
Captain Singh sagte, er hat frei, aber er ist nicht zu Hause.

hij wat dagen vrij had, maar hij is niet thuis geweest..
er hat frei, aber er ist nicht zu Hause.

Ik lijk vast paranoïde, maar hij is niet thuis.
Ich mag verrückt wirken, aber er ist nicht zu Hause.

Nee, nee, hij is niet thuis.
Nein, nein, nein, er ist nicht zu Hause.

Schat, hij is niet thuis?
Liebling, sollte er nicht zu Hause sein?

Hij is niet thuis.
Weil er nicht zu Hause ist.

Hij is niet thuis.
Er sei nicht zu Hause.

Hij is niet thuis.
Zu Hause ist er nicht.

Dus hij is niet thuis?
Ist er nicht zu Hause?

Hij is niet thuis.
Bisher ist er nicht zu Hause.

Hij heeft geen telefoon en hij is niet thuis.
Er hat kein Telefon, und er ist nicht zu hause.

Hij is niet thuis.
Er ist nicht da.

Hij is niet thuis, maar als u uw naam achterlaat.
Seine Lordschaft ist nicht zu Hause. Wenn Sie Ihren Namen hinterlassen.

Hij is niet thuis.- Lucy!
Er ist nicht da. Lucy!

Hij is niet thuis.
Der ist nicht zuhause.

Hij is niet thuis en niet op school.
Ist nicht zu Hause, nicht in der Schule.