Voorbeelden van het gebruik van Ophelderen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Je moet het ophelderen met hem.
Ik wil dit nu ophelderen.
Mijn soldaat is doodgeschoten… en ik, niet jij, ga het ophelderen.
Ik zal dat onmiddellijk ophelderen.
Ja, laten we dit ophelderen.
Daar gaat het niet om en bedankt dat ik het mag ophelderen.
We gaan het ophelderen.
Ik moet wat ophelderen bij Sky.
Misschien moet je wat dingen voor jezelf ophelderen.
Ik wil nog even iets ophelderen.
Oh, dit zal alles ophelderen.
Jens, volgens mij moet ik iets ophelderen.
Dank je, Vinnie. Dat wilde ik ophelderen.
Laat me dat ophelderen.
Laat ons die verdwenen periode ophelderen, voordat het ons beiden zuur opbreekt.
Met functie van het ophelderen van long en het elimineren van slijm.
Terzelfder tijd zal ophelderen acne en puistjes helpen.
Tot we dit ophelderen, moet je dat bewijs beschermen.
Ik wil dit sneller ophelderen dan wie dan ook.
Dat kunnen we nu ophelderen, want zie eens wie er binnenloopt.