Voorbeelden van het gebruik van Reuk in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Pijn, plezier… Allemaal input. Geluid, reuk, gevoel, temperatuurveranderingen.
zelfs mijn reuk.
Ik kan het ruiken. De reuk van de angst.
Door zijn reuk.
Muggen en vliegen slaan spontaan op de vlucht voor de reuk.
Hun belangrijkste zintuig is reuk.
Allemaal weg. De reuk.
Geen zicht, geluid, reuk, smaak.
En die reuk.
Geen zicht, geluid, reuk, smaak.
Volg de reuk.
Wegens de reuk is migratie in levensmiddelen autolimitatief.
Verandering in de reuk.
Reuk en tast.
Ik heb geen reuk meer.
Reuk je die lucht?
De reuk van terpentine, is dat het?
Dat je reuk en smaak tijdelijk aangetast kunnen zijn. De neuroloog zei al….
De reuk is alleszins weg.
Ik zou mijn reuk niet kwijt willen.