Voorbeelden van het gebruik van Terug in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Snurkje moet terug naar haar kamer.
Ga terug in je bed.
En ik wil ze terug.
Ik hoop dat hij ze terug wil.
Ik had gehoord dat Susan terug was.
We moesten terug.
We willen terug naar Tahiti.
Hij moet terug naar de grot.
Lk moet terug naar dr. Wyatt.
Ik ging terug naar de bank.
Ik dacht dat ik hem terug kon krijgen.
Ik kan niet geloven dat je terug bent.
Ik wil m'n gezin terug.
En ik kan niet terug.
Dus je bent terug om te sterven met jouw stad.
En kan ik terug naar mijn Olga.
Hij kan niet terug, ze slaan hem.
Hij moet terug naar zijn eigenaar.
Ik ga terug naar binnen.
Nee. Dat jij me terug wilt.