Voorbeelden van het gebruik van Vlug in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Vlug, Buck! Ga dichter!
Vlug, op de grond!
Margaret, vlug. Naar beneden!
Da runter! Margaret, schneII!Ik ben vlug weer terug.
Mijn geluk moest vlug keren.
Vlug of ik schiet!
Vlug, de grot in!
Vlug, voor ze ons zien.
Beeil dich, bevor uns jemand sieht.Vlug, ze vertrekken.- Naar het vliegveld.
Schnell, sie fahren!- Zum Flughafen.Zo vlug mogelijk.
So bald wie möglich.Ik kom zo vlug als ik kan.
Haal een emmer water, vlug!
Bring mir einen Eimer Wasser. SchneII!Maar de hulp moet vlug ter plaatse komen.
Diese Hilfe muß rasch erfolgen.Vlug, ik moet weg!
Schneller, ich muss weg!Een straalvliegtuig. Eén die vlug is.
Vlug wat, soldaten, nu!
Los, Soldaten, sofort!Kom op! Vlug, Bea!
Komm schon! Beeil dich, Bea!Vlug, Wendy.
Schnell, Wendy.Wat?- Hoe vlug kun je hier zijn?
Wie bald kannst du da sein?Ik nam m'n erfenis te vlug en verkwistte het.
Ich nahm mir mein Erbe zu früh und vergeudete es.
