Voorbeelden van het gebruik van Vraag het in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik vraag het aan Max en Jackie.
Maar ik vraag het niet voor mezelf.
Vraag het hem niet.
Ik vraag het nog eens.
Vraag het me niet, Chad.
Vraag het niet, neem het gewoon.
Ik vraag het niet nog een keer.
Vraag het hem niet.
Ik vraag het jou, dr. Hunt.
Ik vraag het een vriend.
Vraag het de aanstaande vrouw.
Telefoon, weigeren. Vraag het op een andere manier.
Geloof mij niet, vraag het jullie broer.
Vraag het de majoor.- Waarom?
Vraag het haar vriendin maar.
Ik vraag het niet nog een keer.
Ik vraag het omdat ik dokter Joan Watson ben.
Ik vraag het nu aan jou.
Vraag het je moeder als je haar spreekt.
Vraag het de politie.