Voorbeelden van het gebruik van Week vrij in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Je maakt je shift en neemt een week vrij.
Neem een week vrij.
Ik heb een week vrij.
Ze zeiden dat je een week vrij nam.
Ik heb iedereen een week vrij gegeven.
Ze had een week vrij.
Je gaf me een week vrij.
Ik heb deze week vrij.
Ik neem deze week vrij.
Neem een week vrij.
Ik heb de werkster deze week vrij gegeven.
We hadden een week vrij.
Neem deze week vrij. Ga op onze kosten ergens heen.
Okla komt over een week vrij.
Hij is al een week vrij.
Lk ben deze week vrij.
Goed, dan neem ik die week vrij.
En als je één week vrij neemt?
Je bent zelfs de hele week vrij.
Volgend weekend. Goed, dan neem ik die week vrij.