Voorbeelden van het gebruik van Dikzak in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De dikzak gaat naar de pan.
Ik was die dikzak die een pak slaag kreeg.
De dikzak dumpte je?
Dikzak, ik zou dat tentzeil
Die dikzak deed geen vlieg kwaad.
Waarom ga je niet op dieet, dikzak?
Jij was degene die alle poen op de speeltafel gooide. Dikzak.
Die dikzak.
Wie is die dikzak?
Niet weer die dikzak.
Is Ralph die dikzak?
Heb je stront in je oren, dikzak?
Mensen noemen hem,' De dikzak wurger.
Kijk naar jezelf, dikzak.
Wacht even, ik zit vast achter 'n dikzak die te traag rijdt.
Je leeft nog steeds, dikzak!
In de kofferbak, dikzak.
M'n vrouw is een dikzak.
We leren die dikzak een lesje.
Hou op jezelf de dikzak te noemen.