Voorbeelden van het gebruik van Hij droeg in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Hij droeg een gele trui.
Hij droeg ook 1 dag de gele trui in 1969.
Hij droeg een mobieltje aan zijn riem.
Hij droeg de trui twee dagen.
Hij droeg een tas.
Hij droeg precies dezelfde schoenen
Hij droeg een masker.
Hij droeg kousen, eyeliner.
Hij droeg zo'n shirt waarin je z'n armen goed ziet.
Wacht, hij droeg een trouwring.
Hij droeg vreemde, vaak van glanzend materiaal gemaakte kleren.
De sheriff. Hij droeg geen kogelvrij vest.
Hij droeg wat hij aanheeft?
De zevende man, hij droeg geen vac pak.
Hij droeg een raar outfit.
Hij droeg een condoom.
Hij droeg 'n Good Guy pop. Net voor het ongeluk.
Hij droeg deze kleren.
Hij droeg pantoffels voorzien van belletjes.
Hij droeg de last ervan helemaal alleen.