EINEN BERUF - vertaling in Nederlands

• een beroep
• een baan
• een carrière
• een vak
• werk
• een bezigheid

Voorbeelden van het gebruik van Einen beruf in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Tom hat mich neulich gefragt, ob er jemals einen Beruf haben wird.
Tom vroeg me vorige keer of hij ooit een baan zou hebben.

Ich muss einen Beruf finden, der Bedeutung hat?
Ik moet een carrière vinden die ergens toe leidt, weet je?

Für unsere erste Nummer brauchen wir einen Beruf.
Voor onze eerste improvisatie, hebben we een beroep nodig.

Er hat keinen Sou, aber einen Beruf.
Hij heeft geen cent, maar wel werk.

Ich weiß, aber Sie haben einen Beruf.
Dat weet ik. Maar je hebt een vak.

Du hast schon einen Beruf.
Je hebt al een baan.

Ich habe einen Beruf.
Ik heb een carrière.

Dann haben Sie einen Beruf daraus gemacht.
En toen maakte je er een beroep van.

Was haben Sie für einen Beruf?
Wat doe jij voor werk?

Hier haben sie einen Beruf gelernt.
Ze hebben hier een vak geIeerd.

Er braucht mich, ich habe einen Beruf.
Ik moet daar zijn, en ik heb een baan.

Weil du schon einen Beruf hast.
Omdat je al een carrière hebt.

Wie kann man einem Teenager helfen, einen Beruf zu wählen?
Hoe een tiener te helpen een beroep te kiezen?

Sie leitet die Schule, hat einen Beruf.
Ze heeft school, werk.

Aber Sie haben einen Beruf.
Maar je hebt een vak.

Eigentlich habe ich schon einen Beruf.
Eigenlijk heb ik al een carrière.

Ihr scheint bereits einen Beruf zu haben.
Maar blijkbaar heb je al een beroep.

Sie holte mich von der Straße, lehrte mich einen Beruf.
Ze haalde me van de straat en leerde me een vak.

Kohle, einen Beruf.
geld, werk.

Keine Anstellung, einen Beruf.
Niet een baan, een carrière.