Voorbeelden van het gebruik van Beruf in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dein Beruf?
Ich liebe meinen Beruf, weil ich mein Land liebe.
Der Beruf meines Vaters.
An Tagen wie diesen hasse ich meinen Beruf.
Ist mein Beruf.
Handelskorrespondentin ist ein Beruf mit Zukunft.
Kein Beruf, keine Lust, keine Ambitionen.
In diesem Beruf kann alles passieren, in jedem Moment.
Mein Beruf ist mein Baby. Nein.
Nee. Mijn carrière is mijn kindje.Die technologische Entwicklung bietet eine Gelegenheit, die Vereinbarkeit von Familie und Beruf zu verbessern.
De technologische ontwikkelingen bieden de mogelijkheid gezins- en beroepsleven beter te combineren.Das ist mein Beruf.
dat is wat ik doe.Krieg ist mein Beruf.
Oorlog is mijn vak.Weil er seinen Beruf liebt.
Omdat hij van zijn werk houdt.Das ist mein Beruf.
Dit is mijn baan.Aber er hat dir seinen Beruf vererbt.
Maar hij heeft wel zijn beroep doorgegeven.Neben seinem Beruf als Arzt war er freier Journalist und Publizist.
Das ist mein Beruf, ich bin Holzfäller.
Het is mijn job, ik ben een houthakker.Hast du den Beruf verfehlt?
Je roeping gemist,?Unser Ziel, die Vereinbarkeit von Familie und Beruf, haben wir noch lange nicht erreicht.
Ons doel, de combinatie van gezins- en beroepsleven, hebben we nog lang niet bereikt.Das ist nach allem immer noch mein Beruf.
Walt… het is tenslotte wat ik doe.
